Paarden waren tot ongeveer 1960 op boerderijen, en zo ook bij ons, voornamelijk aanwezig als trekpaard. Dat waren zogenaamde Belgische trekpaarden, sterke, zware, koudbloedige werkpaarden. In 1949 kocht onze vader een Bovenlander, een Groninger warmbloedig paard, een merrie waarmee gewerkt en ook gefokt werd. Een veel luxer paard. Koudbloedig en warmbloedig heeft niets te maken met de temperatuur van het bloed, maar met het temperament. Koudbloedig: rustig, sterk, zwaar gebouwd. Warmbloedig, vaak een kruising met Volbloed paarden, zijn temperamentvoller, maar zoals gezegd ook veel luxer, minder zwaar.
Fokken gebeurde vroeger op de meeste bedrijven, maar ging na de oorlog over van noodzaak naar liefhebberij. Trekpaarden verdwenen geleidelijk, de eerste tractor werd in 1965 door ons aangeschaft. De fok van paarden richtte zich op verschillende typen sportpaarden. Tuigpaarden, dressuurpaarden en met name springpaarden. (Er bestaat ook nog de categorie Gelderse paarden, klassieke paarden voor bijv. het mennen). Al lang werd op ons bedrijf niet alleen gefokt uit economische noodzaak, maar vooral ook uit liefhebberij. We wilden, naar onze mening, het mooiste en beste paard fokken.
Om dat te bereiken maakten we een keus welke hengst onze merrie zou dekken. De hengsten stonden meestal op een zgn. dekstation, bijv. Speelman in Bonnen. We gingen dan met de merrie aan de hand of voor een wagen naar het dekstation naar keuze. Een enkele hengst werd op een veewagen, met een paard ervoor, rondgereden. Dekgeld was in die tijd 15 tot 25 gulden.
Leda Zoon, eigenaar A. Buiting, Veenhof. Staande bij Js. Speelman Bonnen. Foto van tekening.
Vanaf de jaren ‘70 kwamen steeds meer hengstenhouders, de hengst op een vrachtauto, naar ons bedrijf.
Hengstenhouders uit die tijd waren onder andere Marring voor combinatie Noord Oost Groningen, Heringa Harkstede, Mans Post Middelbert, Meursing Gieten, Reinie Tewis Exloo
Eind jaren ‘80 ging dit systeem voor een groot gedeelte over in Kunstmatige Inseminatie. Het grote voordeel was onder meer dat besmettelijke ziektes veel beter in de hand gehouden konden worden en dat het verspreidingsgebied van sperma van een hengst veel groter werd. Het leidde ertoe dat veel kleinere hengstenhouders moesten stoppen vanwege de strengere eisen en de hoge kosten. Er moest een laboratorium komen om het sperma te keuren en verzendklaar te maken. We bestelden de ene dag de sperma van de hengst van onze keuze. De volgende dag werd dat door een koerier gebracht en meestal ‘s avonds geïnsemineerd. Dekgeld bedraagt nu vanaf 800 tot 2000 euro en in sommige gevallen nog hoger. In oktober kunnen we de merrie laten scannen en als ze niet drachtig is betalen we geen dekgeld, maar ongeveer 300 euro onkosten.
Hengstenstations met KI zijn onder andere Reinie Tewis Zweeloo en gebroeders Brouwer Gieten.
Een nog modernere methode is embryiotransplantatie. Een merrie, vaak een toppaard, wordt geïnsemineerd en de vrucht wordt na 8 dagen uit de merrie gespoeld. Deze vrucht wordt in een andere merrie, draagmoeder, ingebracht. Het toppaard kan dan in de sport gebruikt blijven worden. Dit proces kan meerdere keren per jaar herhaald worden, met het hetzelfde toppaard en meerdere draagmoeders. Voor het fokken van paarden is het van groot belang dat ze opgenomen worden in het Stamboek. KWPN het Koninklijk Warmbloed Paardenstamboek Nederland. Eigenlijk de “papieren” van het paard. Opname in het Stamboek kan van af 3-jarige paarden. Er wordt dan gekeurd door keurmeesters op hoe een paard eruit ziet, zgn. Exterieur, staand en op de bewegingen, de gangen stap en draf. Dat leidde natuurlijk vaak tot discussie. Wij schikten ons over ’t algemeen in de jurering, maar er waren ook die het vaak niet met de keuring eens waren en daar dan luidkeels …….. De keuringen
vonden hier plaats op Boddeveld en daar werden de paarden ingedeeld in de categorieen: ster, model, 1e premie, 2e premie,3e premie. Paarden die 1e premie werden gingen naar de centrale keuringen. De keuring van de gangen vonden plaats op een harde ondergrond, op Boddeveld op de straat. Dit omdat het paard zich dan beter toonde, meer aktie.
Kevannie, Reserve kampioen van Nederland 1995 KWPN, fokker Aaltienus Veenhof
Wij vonden dat altijd gezellige maar drukke dagen. We hadden dan veel hulp nodig voor het wassen, scheren en invlechten van de manen. Vaak gingen we met meerdere, zelfs een keer met acht paarden. Het “voorbrengen” van de paarden, tijdens de keuring, was een specialistisch werk waar we vaste mensen voor hadden. Voor ons bedrijf hing hier veel van af en het was dus belangrijk dat dit goed gebeurde. Aaltienus bracht vroeger zelf de paarden voor. “Je moest hard kunnen lopen”, neef Egbert Veenhof was een meester met de zweep. De paarden werden niet geslagen met de zweep, maar door het geluid,( “knallen”), werd het paard aktiever en toonde zich beter. Later bracht neef Arend Veenhof Ezn de paarden voor en hanteerde Aaltienus zelf de zweep. Bekende voorbrengers uit vroegere tijd waren Teunis Martens en Ep Venema. De catering werd geregeld door onze moeder, een grote pan soep en broodjes. Gezamenlijk hadden we onze paarden verzekerd in een onderlinge verzekering, het paardenfonds, afdeling Gieten en omstreken. Deze onderlinge bestaat nu niet meer. We verzekeren de paarden niet meer. Keuringen zijn in de loop van de tijd ook sterk veranderd. Nu veel meer gericht op spring- en dressuurcapaciteiten. Prestaties zijn nu veel belangrijker dan hoe een paard eruit ziet. De categorieën zijn ook veranderd. Nu Stamboek, Ster en Keurmerrie. Keuringen zijn nu onder andere in Exloo. Een springpaard wordt bijvoorbeeld gekeurd op springen zonder ruiter.
Okevannie 2020 Fokker Aaltienus Veenhof
Paarden gefokt door Aaltienus zijn veelal afstammelingen van de merrie Annie (1910!!!!) en hebben Annie nu nog steeds als tweede gedeelte van hun naam (ook wel Anna). Een klein aantal van de paarden van Aaltienus genieten nu van hun pensioen, “Ze moeten eigenlijk weg, maar dat vind ik moeilijk”.